Hulpstoffen: Zie rubriek 6.1 voor een volledige lijst van hulpstoffen. 3. FARMACEUTISCHE VORM
Tablet Roze, rechthoekige tablet met een breukstreep, aan een kant gegraveerd met het Boehringer Ingelheim logo en de letters “PRD”. De tabletten kunnen worden gedeeld in gelijke helften. 4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Doeldiersoorten
Niet te consumeren paard. 4.2 Indicaties voor gebruik met specificatie van de doeldiersoorten Voor de symptomatische behandeling van klinische symptomen geassocieerd met Pituitary Pars Intermedia Dysfunction (PPID) (bekend als ziekte van Cushing bij paarden). 4.3 Contra-indicaties Niet gebruiken bij paarden met bekende overgevoeligheid voor pergolidemesilaat of andere ergotderivaten. Niet gebruiken bij paarden jonger dan 2 jaar. 4.4 Speciale waarschuwingen Om de diagnose van PPID te stellen, dienen passende endocrinologische laboratoriumtests evenals een evaluatie van de klinische symptomen te worden uitgevoerd. 4.5 Speciale voorzorgsmaatregelen bij gebruik Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren
Aangezien het merendeel van de PPID gevallen wordt gediagnosticeerd bij oudere paarden, zijn er vaak andere pathologische processen aanwezig. Zie rubriek 4.9 voor monitoring en frequentie van testen. Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient Na het breken kan dit product oogirritatie, een irriterende geur of hoofdpijn opwekken. Minimaliseer het blootstellingsrisico wanneer u de tabletten breekt. Tabletten mogen niet worden verpulverd. Vermijd contact met de ogen en inhalatie bij het hanteren van de tabletten. Was de handen na gebruik. Personen met een bekende overgevoeligheid voor pergolide of andere ergotderivaten moeten contact met het diergeneesmiddel vermijden en moeten het niet toedienen. Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven, moeten handschoenen dragen tijdens de toediening van het product. In geval van accidentele ingestie, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond. Was in geval van huidcontact de blootgestelde huid met water. Spoel bij blootstelling van de ogen aan pergolide het aangedane oog onmiddellijk uit met water en raadpleeg een arts. Ga bij irritatie van de neus naar een omgeving met frisse lucht en raadpleeg een arts als er zich ademhalingsproblemen ontwikkelen. Kinderen dienen niet in contact te komen met dit diergeneesmiddel. Accidentele ingestie, met name door kinderen, kan bijwerkingen veroorzaken. 4.6 Bijwerkingen (frequentie en ernst) Potentiële bijwerkingen bij paarden zijn onder andere zweten, gebrek aan eetlust, voorbijgaande anorexie en lethargie, milde symptomen van het centrale zenuwstelsel (zoals milde depressie en milde ataxie), diarree en koliek. Bij tekenen van dosis-intolerantie dient de behandeling voor 2 tot 3 dagen te worden gestaakt en daarna met gehalveerde dosis te worden voortgezet. De totale dagelijkse dosering kan dan weer worden verhoogd met stappen van 0,5 mg elke 2 tot 4 weken totdat het gewenste klinische effect wordt bereikt. 4.7 Gebruik tijdens dracht, lactatie of leg Dracht: Uitsluitend gebruiken overeenkomstig de baten/risicobeoordeling door de behandelend dierenarts. De veiligheid van dit product is niet aangetoond bij drachtige merries. Uit laboratoriumonderzoek bij muizen en konijnen zijn geen gegevens naar voren gekomen die wijzen op teratogene effecten. Bij een dosering van 5,6 mg/kg lichaamsgewicht per dag werd bij muizen verminderde vruchtbaarheid waargenomen. Lactatie:
Gebruik tijdens lactatie wordt niet aanbevolen, omdat de veiligheid van dit product niet is aangetoond bij lacterende paarden. Bij muizen werden het lagere lichaamsgewicht en overlevingspercentage van de nakomelingen toegeschreven aan de farmacologische inhibitie van prolactinesecretie welke resulteerde in verminderde melkgift. 4.8 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Gebruik het product voorzichtig indien het tegelijk wordt toegediend met andere middelen waarvan bekend is dat ze de eiwitbinding beïnvloeden. Niet gelijktijdig toedienen met dopamine antagonisten, zoals neuroleptica (fenothiazines, zoals acepromazine), domperidon of metoclopramide, omdat deze middelen de effectiviteit van pergolide kunnen verminderen. 4.9 Dosering en toedieningsweg Dien het middel oraal, eenmaal daags toe. Om de toediening te vergemakkelijken kan de benodigde dagelijkse dosering in een kleine hoeveelheid water worden gedaan en/of worden gemengd met stroop of een andere zoetstof en te worden geschud totdat alles is opgelost. In dit geval dienen de opgeloste tabletten te worden toegediend met een spuit. Dien de totale hoeveelheid onmiddellijk toe. Tabletten mogen niet worden verpulverd. Aanvangsdosering De aanvangsdosering is 2 µg pergolide/kg lichaamsgewicht (doseringsbereik: 1,3 tot 2,4 µg/kg). In gepubliceerde studies is de meest toegepaste gemiddelde dosering 2 µg pergolide/kg met een spreiding van 0,6 tot 10 µg pergolide/kg (0,25 mg tot 5 mg totale dagelijkse dosering per paard). De aanvangsdosering (2 µg pergolide/kg) dient vervolgens getitreerd te worden op basis van de individuele respons die volgt uit monitoring (zie onder). De volgende aanvangsdoseringen worden aanbevolen:
Onderhoudsdosering Voor deze ziekte wordt uitgegaan van een levenslange behandeling. De meeste paarden reageren op de therapie en zijn gestabiliseerd bij een gemiddelde dosering van 2 µg pergolide/kg lichaamsgewicht. Klinische verbetering met pergolide wordt verwacht binnen 6 tot 12 weken. Paarden kunnen ook klinisch reageren bij lagere of variabele doseringen; het wordt daarom aanbevolen om te titreren naar de laagste effectieve dosis per individu op basis van de reactie op de therapie, ongeacht of dat effectiviteit is of tekenen van intolerantie. Sommige paarden hebben hogere doseringen nodig, oplopend tot 10 µg pergolide/kg lichaamsgewicht per dag. In deze uitzonderlijke situaties wordt gepaste additionele monitoring aanbevolen. Herhaal de endocrinologische tests voor dosistitratie en monitoring van de behandeling na de initiële diagnose met intervallen van 4 tot 6 weken totdat stabilisatie of verbetering van de klinische symptomen en/of diagnostische testresultaten optreedt.
Klinische symptomen zijn: hirsutisme, polyurie, polydipsie, spieratrofie, abnormale vetverdeling, chronische infecties, laminitis, zweten, etc. De aanpak voor behandeling is dosistitratie tot de laagst effectieve dosis per individu op basis van de respons op de behandeling, ongeacht of dat effectiviteit is of tekenen van intolerantie. Afhankelijk van de ernst van de ziekte, kan de tijd totdat er een behandelingsrespons optreedt per individu variëren. Als de klinische symptomen of diagnostische testresultaten niet zijn verbeterd na het eerste interval van 4 tot 6 weken, kan de totale dagelijkse dosering worden verhoogd met 0,5 mg. In het geval dat de klinische symptomen wel zijn verbeterd, maar nog niet zijn genormaliseerd, kan de dierenarts besluiten om de dosis al dan niet omhoog te titreren, met inachtneming van de individuele reactie op/tolerantie voor de dosis. In het geval dat de klinische symptomen niet voldoende onder controle zijn (blijkend uit klinische evaluatie en/of diagnostische testresultaten), wordt aanbevolen om de totale dagelijkse dosering elke 4 tot 6 weken met stappen van 0,5 mg te verhogen, totdat stabilisatie optreedt en zolang het middel getolereerd wordt bij die dosis. Bij tekenen van dosis- intolerantie dient de behandeling voor 2 tot 3 dagen te worden gestaakt en daarna met gehalveerde dosis te worden voortgezet. De totale dagelijkse dosering kan dan weer worden verhoogd met stappen van 0,5 mg elke 2 tot 4 weken totdat het gewenste klinische effect wordt bereikt. Als een dosis wordt gemist, moet de volgende geplande dosis worden toegediend zoals voorgeschreven. Na stabilisatie moeten elke 6 maanden klinische evaluatie en diagnostische tests worden uitgevoerd om de behandeling en de dosering te monitoren. Wanneer er geen duidelijke respons op de behandeling optreedt, dient de diagnose opnieuw te worden geëvalueerd. 4.10 Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota), indien noodzakelijk
Er is geen klinische ervaring met hoge overdosering. 4.11 Wachttermijnen Niet toegestaan voor gebruik bij paarden die bestemd zijn voor menselijke consumptie. In het paspoort van het paard moet zijn verklaard dat het niet bestemd is voor menselijke consumptie volgens nationale paardenpaspoortregelgeving. Niet voor gebruik bij merries die melk voor menselijke consumptie produceren. 5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN Farmacotherapeutische groep: Dopamine agonist ATCvet code: QN04BC02 5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Pergolide is een synthetisch ergotderivaat en is een potente, langwerkende dopamine receptor agonist. Zowel in vitro als in vivo farmacologische studies hebben de activiteit van pergolide als een selectieve dopamine agonist aangetoond met weinig tot geen effect op noradrenaline-, adrenaline- of serotonine-paden bij therapeutische doseringen. Net zoals andere dopamine agonisten, remt pergolide de afgifte van prolactine. Bij paarden met Pituitary Pars Intermedia Dysfunction (PPID) bereikt pergolide zijn therapeutische effect door dopamine receptoren te stimuleren. Verder is aangetoond dat pergolide, bij paarden met PPID, de plasmawaarden van ACTH, MSH en andere pro-opiomelanocortine peptides verlaagt. 5.2 Farmacokinetische eigenschappen Farmacokinetische informatie bij het paard is beschikbaar voor orale doseringen van 2 µg pergolide/kg lichaamsgewicht en 10 µg pergolide/kg lichaamsgewicht. Het is aangetoond dat pergolide snel wordt geabsorbeerd en de piekconcentratie in korte tijd wordt bereikt. Piekconcentraties (Cmax) volgend op een dosis van 10 µg/kg waren laag en variabel met een gemiddelde van ~4 ng/mL en een gemiddelde terminale halfwaardetijd (T ½) van ~6 uur. De mediane tijd van piekconcentratie (Tmax) was ~0,4 uur en de “area under the curve” (AUC) was ~14 ng*uur/ml. De terminale halfwaardetijd in deze studie was veel korter dan bij mensen is gerapporteerd. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de gevoeligheid van de analytische assay in deze studie die geen complete opheldering van het concentratie-tijd profiel toestond. Daarom is de , geschatte, snelle eliminatiesnelheid in deze studie wellicht geen waarheidsgetrouwe weergave van de eliminatiefase. In een gevoeligere analytische assay waren de plasmaconcentraties volgend op een dosis van 2 µg pergolide/kg zeer laag en variabel, met piekconcentraties variërend van 138 tot 551 pg/ml. De piekconcentraties deden zich voor op 1,25 +/- 0,5 uur (Tmax). Bij de meeste paarden waren plasmaconcentraties slechts gedurende 6 uur na toediening kwantificeerbaar. Eén paard had echter gedurende 24 uur kwantificeerbare concentraties. Terminale halfwaardetijden zijn niet berekend, aangezien er bij de meeste paarden een incomplete opheldering van de plasmaconcentratie-tijd curve was. Pergolidemesilaat is bij mensen en laboratoriumdieren voor ongeveer 90% gebonden aan plasma-eiwitten. 6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen Croscarmellose natrium IJzeroxide rood (E172) Lactosemonohydraat Magnesiumstearaat Povidon 6.2 Onverenigbaarheden Niet van toepassing. 6.3 Houdbaarheidstermijn
Houdbaarheid van het diergeneesmiddel in de verkoopverpakking: 2 jaar. 6.4. Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Bewaren beneden 25°C. Bewaar de blister in de buitenverpakking. 6.5 Aard en samenstelling van de primaire verpakking Kartonnen doos met 60, 100 of 160 tabletten in koud gevormd nylon/aluminium folie/UPVC. Het afdekmateriaal is aluminium folie met een door hitte gesealde coating van vinyl. Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht. 6.6Speciale voorzorgsmaatregelen voor de verwijdering van het ongebruikte diergeneesmiddel of eventueel uit het gebruik van een dergelijk middel voortvloeiend afvalmateriaal
Ongebruikte diergeneesmiddelen of restanten hiervan dienen in overeenstemming met de nationale vereisten te worden verwijderd. 7. NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Boehringer Ingelheim Vetmedica GmbH 55216 Ingelheim/Rhein, Duitsland 8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN REG NL 110598 BE-V421635 9. DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE VERGUNNING NL: 24 mei 2012 BE: Datum eerste vergunningverlening: 30/05/2012 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
30/05/2012 KANALISATIE UDA - Op diergeneeskundig voorschrift
Myasthenia gravis What is myasthenia gravis? Myasthenia gravis or simply ‘myasthenia’ is a disorder of neuromuscular junction. This is an area where nerves end and send signal across the junction to control muscles. Why does myasthenia gravis happen? Myasthenia gravis is a type of Autoimmune disorders occur when your own immune system mistakenly attacks normal healthy tissues. I
Madan, B.R.: Medicines During Pregnancy. Health for Millions. May-June 1998. p.29-30. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------ There was a case from Germany in 1960 where a pregnant women named 'Sigi' took the drug - thalidomide - which was advertised as effective, safe, and non-addictive hypnotic for treatment of her insomnia. S